Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [67]Als ik het hoorde, zo werd [68]mijn buik beroerd; [69]voor de stem hebben mijn lippen gebeefd; [70]verrotting kwam in mijn gebeente, en ik werd beroerd in mijn plaats. [72]Zekerlijk, ik zal rusten ten dage der benauwdheid, als [73]hij optrekken zal [74]tegen het volk, dat hij het met benden aanvalle. 67. Als ik hoorde het oordeel Gods van de verstoring der stad Jeruzalem door de Chaldeen, boven vs.2. 68. Dat is, al wat in mij was; of mijn hart; gelijk Spreuk.20:27; verg. Jes.16:11. Anders: zo beefde mijn buik. 69. Dat is, als ik die profetie van de verstoring van Jerzalem van den Heere hoorde; zie boven hfdst.1 vs.6. 70. Dat is, het deed mij zeer wee, ja zo wee alsof mijne benen vervuild en vol etter waren geworden. 71. Dat is, in de plaats waar ik tegenwoordig sta, of stond, toen ik die stem hoorde. 72. Of, immers. Zie van zulke ene betekenis van het Hebr. woord, Hos.14:4. Of, ik die rusten zal, of opdat ik ruste. Hier richt zich de profeet weder op door betrachting van Gods genadige regering. 73. Te weten de koning van Babel. 74. Te weten tegen het volk van Juda. Zie de historie 2 Kon.25: